Samenwerkingsverbanden log door vele bestuurslagen. Lerarentekort treft kansarmen en een lange termijnvisie ontbreekt. De onderwijsinspectie met de Staat van het Onderwijs, 2020; samenvatting deel II

Onderwijskwaliteit is geen gegeven feit

‘Het voorbereiden van individuen op een wereld die komen gaat’. In zijn boek ‘Goed Onderwijs en de Cultuur van het Meten’ stelt de pedagoog Biesta dat onderwijsprocessen – die we inzetten bij die voorbereiding – hun invloed hebben op drie doeldomeinen ‘kwalificatie’, ‘socialisatie’ en ‘subjectivering’ (persoonsvorming).

Alle leerlingen en studenten hebben recht op goed onderwijs, zodat zij optimaal kunnen worden toegerust op een succesvolle schoolloopbaan en een passende plek in de maatschappij. Als onderwijsgevenden en het onderwijsveld erin zouden slagen leerlingen en studenten op deze doeldomeinen op een bepaald niveau te krijgen, hebben we dan kwalitatief goed onderwijs? En wat is dat bepaalde niveau dan?

Wat een goede onderwijskwaliteit is, blijkt moeilijk eenduidig te formuleren, en daarmee zijn ook de parameters die aan moeten tonen dat we dat behalen niet zo gemakkelijk te benoemen. ‘Gemiddeld genomen is het onderwijs in Nederland op niveau en krijgen de meeste leerlingen onderwijs dat past bij hun mogelijkheden en kwaliteiten’, stelt de onderwijsinspectie in haar rapport ‘De Staat van het Onderwijs’.

Toch ziet de Inspectie verschillen die ertoe leiden dat sommige groepen leerlingen minder ondersteuning of kansen krijgen dan anderen.

De inspectie van Onderwijs in De Staat van Onderwijs 2020

Dit betreft deel II van de samenvatting. Voor deel I klik hier.

De Staat van het Onderwijs 2020

  • Op 1 januari 2020 is ruim 2 procent van de scholen in het basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs onvoldoende of zeer zwak. In het voortgezet onderwijs geldt dit voor meer dan 2,5 procent van de afdelingen. In alle drie onderwijssectoren zijn er dit jaar meer scholen onvoldoende of zeer zwak dan een jaar geleden. Deze scholen en afdelingen voldoen niet aan de wettelijke eisen voor basiskwaliteit. 
  • In 2017 (Inspectie van het Onderwijs, 2017) lieten we grote schoolverschillen zien tussen scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie. Deze schoolverschillen zijn er nog steeds, in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Ook als we nu rekening houden met de herkomst van leerlingen, de verblijfsduur van de moeder in Nederland, het opleidingsniveau van de ouders en eventuele schuldenproblematiek
  • Scholen verschillen sterk in de snelheid en het niveau dat leerlingen met vergelijkbare capaciteiten weten te behalen, als gevolg van zittenblijven, doorstroom en afstroom. Veel vo-scholen slagen erin om op beide aspecten, kansen geven en rendementen, hoog te scoren. Scholen met een één- of tweejarige heterogene brugperiode doen dit relatief vaker dan scholen met homogene brugklassen
  • Scholen die hogere resultaten halen dan op basis van de leerlingenpopulatie kan worden verwacht (hoog schooleffect) hebben gemiddeld beter zicht op de ontwikkeling van leerlingen dan scholen met een lager schooleffect. Zicht op ontwikkeling houdt in dat de school systematisch informatie over kennis en vaardigheden van leerlingen verzamelt en analyseert.
  • De schoolsegregatie is hoog in de vier grote steden, maar neemt niet verder toe.Ook in de rest van het land is geen toename te zien

Kien samenwerkingsverband maakt ‘t verschil

  • Vooral daar, waar de schoolbesturen in het samen­werkingsverband goed weten wat zij willen bereiken, vaak nieuwe mogelijkheden verkennen en met elkaar de verantwoordelijkheid nemen, maken zij snel flinke stappen om de doelstellingen van passend onderwijs te realiseren, zelfs richting meer inclusiviteit. In veel gevallen gaat dit goed, maar nog niet overal. Niet overal voelen de besturen in het samenwerkingsverband een collectieve verantwoordelijkheid voor hun (maatschappelijke) opdracht.
  • Het aantal thuiszitters is sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 gestegen. In 2013/2014 ging het om 3.254 leerlingen, in 2018/2019 waren het er 4.790 (OCW, 2020). Nader onderzoek is nodig om te weten of het aantal thuiszitters daadwerkelijk is toegenomen of dat ze beter in beeld zijn gekomen.
  • In vrijwel alle samenwerkingsverbanden zijn daarom overleggen georganiseerd waar de verbinding wordt gelegd tussen onderwijs, zorg, veiligheid en leerplicht. We zien dat de aandacht voor het probleem in alle samenwerkingsverbanden geleidelijk aan verschuift naar een meer preventieve aanpak gericht op al dan niet geoorloofd verzuim.
  • De doorzettingsmacht binnen het samenwerkingsverband heeft betrekking op de verantwoordelijkheden bij de plaatsing van een leerling. Het aantal samenwerkingsverbanden dat aangeeft een vorm van doorzettingsmacht te hebben georganiseerd is gestegen naar 88 procent in 2019. In 2018 was dat 66 procent, in 2017 59 procent.
  • De kwaliteitszorg is bij 27 procent van de samenwerkingsverbanden onvoldoende. Het gebrek aan een voldoende functionerend stelsel van kwaliteitszorg leidt ertoe dat de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten onduidelijk zijn. Voor deze samenwerkingsverbanden is het moeilijk om toetsbare doelen op te stellen.
  • Alle samenwerkingsverbanden hebben hun financieel beheer op orde. Zij zijn financieel gezond en kunnen op korte en langere termijn voldoen aan hun financiële verplichtingen.

Samenwerkingsverbanden met alleen externe leden in het intern toezicht en een onafhankelijk bestuurder vielen op in positieve zin qua functioneren van de governance

Ondersteuningsbehoefte uit zicht geraakt

  • Het zicht op leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte is sinds de invoering van passend onderwijs   deels verdwenen. Voorheen gaven de indicaties voor leerlinggebonden financiering voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs wel een beeld. In de huidige situatie zijn er geen landelijke definities en er wordt niet centraal geregistreerd welke leerlingen een extra ondersteuningsbehoefte hebben.
  • Naar schatting krijgt 8,2 procent van de leerlingen in het regulier basisonderwijs extra ondersteuning vanuit de school, zo blijkt uit een steekproef onder 198 scholen.Volgens leerkrachten heeft gemiddeld 21,9 procent van de leerlingen in hun groep extra ondersteuningsbehoeften
  • De mate waarin sommige vormen van ondersteuning voorkomen is opvallend: zo gebruikt 30 procent van de leerlingen in het (v)so een vorm van psychofarmaca. In het basisonderwijs en voortgezet onderwijs is dit respectievelijk ongeveer 3 procent en 6 procent. Dit is iets hoger dan in andere Europese landen.
  • In het voortgezet onderwijs zien we dat een extra ondersteuningsbehoefte van de ene groep in de meeste gevallen geen effect heeft op de schoolprestaties van hun klasgenoten. Wanneer we onderzoeken of de examencijfers van dezelfde leerling beter of slechter zijn bij vakken met meer of minder klasgenoten met een extra ondersteuningsbehoefte, zien we meestal geen effecten. Ook in het basisonderwijs heeft het aantal leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte in het cohort geen effect op de schoolprestaties van klasgenoten.
  • Wanneer er effecten van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte gevonden worden, zijn deze ongeveer even vaak negatief als positief. Het blijft van belang de Nederlandse context goed te blijven monitoren, omdat in de internationale literatuur vaker negatieve effecten worden gevonden, vooral van de aanwezigheid van leerlingen met gedragsproblemen

 Lerarentekort drukt zwaar op onderwijsstelsel

  • Het aantal online vacatures in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en mbo is ongeveer gelijk aan vorig jaar. In het primair onderwijs blijft het aantal vacatures waar minder dan 5 kandidaten op solliciteert. Het lerarentekort treft met name de Randstad en in het bijzonder de grote steden. De voorspellingen op langere termijn geven aan dat de tekorten blijven toenemen, waarbij uiteindelijk heel Nederland er mee te maken zal krijgen, met de grootste problemen in de vier grote steden en Almere.
  • Het aantal fte schoolleiders per school is in de afgelopen 10 jaar gedaald van 1.4 naar 1.0 in het primair onderwijs en van 3.4 naar 2.8 in het voortgezet onderwijs. Wanneer er vacatures voor schoolleiders zijn, lijken deze beter te vervullen dan voor leraren: er komen gemiddeld iets meer kandidaten op af en vacatures voor schoolleiders worden door scholen minder vaak als moeilijk vervulbaar aangeduid.
  • Het tekort aan leraren en schoolleiders zet de kwaliteit van het onderwijs onder druk. De tekorten zijn groter op zeer zwakke scholen: deze scholen hebben meer (online) vacatures. Het gaat hierbij om zowel leraren als schoolleiders. Ook is het tekort ongelijk verdeeld: scholen met een meer uitdagende leerlingenpopulatie zoeken vaker online naar leraren en hebben vervolgens ook meer vacatures. Dit is geen Randstad-effect, dit verschil blijft bestaan als we rekening houden met de mate van stedelijkheid.

Deze ongelijke verdeling van het lerarentekort is een zorg. Het draagt potentieel bij aan meer kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs.

  • Scholen die van onvoldoende kwaliteit zijn zoeken vaker online naar onderwijzend personeel dan scholen die voldoende scoren. De oorzaak-gevolg relatie is onduidelijk. We weten niet of scholen die op deze kwaliteitsstandaarden onvoldoende zijn al meer moeite hadden met het vinden van personeel of dat zij door gebrek aan personeel onvoldoende werden op deze standaarden. Bijvoorbeeld op didactisch handelen, zicht op ontwikkeling, kwaliteitszorg en verantwoording en dialoog.
  • Scholen en besturen hebben steeds meer moeite om voldoende personeel voor de klas te krijgen. In de zwaarst getroffen gebieden lukt dit steeds vaker niet. Amsterdamse schoolbesturen beramen het verschil tussen het aantal benodigde en huidige bevoegde leraren in Amsterdam 361 fte, een tekort van 11.6 procent. (Noodplan lerarentekort Amsterdam, 2020) Schoolleiders en bestuurders zijn veel tijd kwijt met het zoeken van oplossingen. Dit gaat ten koste van hun kwaliteitsbevorderende taak.
  • Het lerarentekort is het grootst in de Randstad, specifiek in de G4 en Almere. In deze steden zijn er daarnaast meer leraren die vertrekken naar een school buiten de stad, dan dat er nieuwe leraren de stad in komen (Relevante cijfers Arbeidsmarkt Leraren, 2019). Dit is onder andere te verklaren door de hogere woonlasten in grote steden. Vooral voor beginnende leraren is het moeilijk om een huis te huren of te kopen in de grootstedelijke woningmarkt.

Nieuwe context, andere realiteit

  • Het is de verwachting dat het aantal leerlingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo tot 2026 blijft dalen. Volgens prognoses gaat het in het primair onderwijs om een daling van 4 procent. In het voortgezet onderwijs gaat het om 6 procent en in het mbo om 8 procent. Na 2025 zet de daling in het voortgezet onderwijs en mbo door. Een stijging wordt verwacht in het aantal leerlingen in het primair onderwijs. Dit wordt vooral veroorzaakt door een toenemend migratiesaldo. Niet alle regio’s hebben in gelijke mate te maken met krimp, in de Randstad neemt het aantal leerlingen zelfs toe.
  • Net als in veel andere OESO-landen, daalt het aandeel banen dat een gemiddeld niveau van vaardigheden vereist. Verdergaande automatisering kan ook hoger gekwalificeerd werk in de toekomst devalueren. Het onderwijs moet hier, tot op bepaalde hoogte, op inspelen.
  • Het aantal concept- en profielscholen is de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. Het ontbreekt echter vaak aan een goede en systematische evaluatie waardoor de bijdrage van deze experimenten aan de kwaliteit van het onderwijs onduidelijk blijft.
  • Omscholing en bijscholing spelen een steeds belangrijkere rol voor een duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Toch is de deelname aan post-initiële opleidingen, cursussen of trainingen de afgelopen tien jaar niet of nauwelijks toegenomen. 

Behoud basisniveau onderwijskwaliteit lastig

De laatste jaren ging veel aandacht uit naar de kansenongelijkheid voor verschillende groepen leerlingen en studenten. Maar de verschillen zijn de afgelopen jaren nauwelijks kleiner geworden. De kans bestaat dat de scheidslijnen tussen groepen leerlingen en studenten alleen maar scherper worden. De toenemende druk op het onderwijs werkt tegen. Lerarentekort, krimp en snelle technologische ontwikkelingen in een veranderende arbeidsmarkt zijn enkele factoren. De vraag is hoe we de kwaliteit van het onderwijs vast kunnen houden en op punten kunnen verbeteren. In economisch mindere tijden zou er zo een stabiele basis zijn om op te bouwen.

Zelfredzaamheid en onderwijskwaliteit

Om zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving moeten leerlingen in staat worden gesteld om te kunnen slagen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. Daarvoor moeten zij het onderwijs in elk geval voldoende (digitaal) geletterd en gecijferd verlaten. Zij moeten gelijke kansen krijgen op een passend aanbod. Wie je ouders zijn, waar je huis woont of school staat, zou geen verschil moeten maken. Belangrijk is ook dat leerlingen en studenten zich als persoon ontwikkelen. Goed onderwijs draagt eraan bij dat ze zichzelf en hun omgeving kennen. Ze zijn in staat zelfstandig keuzes te maken. Zo leren zij ook om bij te dragen aan de sociale samenhang in de samenleving. Een scherpe formulering en implementatie van de maatschappelijke opgaven vergt focus en leiderschap van onderwijs en overheid. Leraren, schoolleiders en bestuurders kunnen hun rol hierin alleen vervullen als de opgaven duidelijk zijn. Dan alleen kan passende regie sturen en aan de randvoorwaarden voldoen.

Rol van het umfeld cruciaal voor de kwaliteit  

In deze scholen zien we een professionele cultuur waarin teamleden samenwerken aan kwaliteitsverbetering

  • Goede leraren, schoolleiders en bestuurders zijn cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs. Er zijn scholen en instellingen zijn die onder soms moeilijke omstandigheden goede prestaties weten te realiseren. Dit toont aan dat er ook in de huidige context veel mogelijk is. Uit onderzoek is veel bekend over de factoren die van belang zijn voor dit succes.
  • Scholen met hoge leerresultaten kenmerken zich vrijwel allemaal door een sterke onderwijskundige sturing. Aldus bleek uit kwalitatief inspectieonderzoek naar verschillen in schoolprestaties. In deze scholen zien we een professionele cultuur waarin teamleden samenwerken aan kwaliteitsverbetering.
  • Schoolleiders en directeuren hebben grote invloed op de kwaliteit van het onderwijs op hun school of opleiding. (Inspectie van het Onderwijs, 2018a) Scholen die zich kenmerken als lerende organisaties hebben vaak een goede schoolleider.
  • De onderwijsrealiteit met al zijn problemen vraagt om bovenbestuurlijke samenwerking en regie. Problemen als lerarentekort en krimp, het voorkomen van verdere versnippering van aanbod en de toenemende kansenongelijkheid. Samenwerking binnen het onderwijs maar ook steeds vaker met partijen buiten het onderwijs.
  • Voor besturen en scholen heeft het wisselend gedecentraliseerde beleid tot gevolg dat de noodzaak tot afstemming met verschillende partners is toegenomen. Zo kan een enkel onderwijsbestuur zomaar vallen binnen verschillende regio’s voor bijvoorbeeld het samenwerkingsverband passend onderwijs, voor gemeentelijk onderwijsbeleid, voor jeugdzorg, en voor de arbeidsmarkt. De samenwerking met een veelvoud aan verschillende partners wordt hierdoor complex en de verantwoordelijkheden onhelder. Zoals de Onderwijsraad constateerde: de samenwerking en afstemming tussen onderwijs, gemeenten en andere maatschappelijke partijen wordt onvoldoende ondersteund door de huidige bestuurlijke inrichting
  • De schaalgrootte en de bestuurskracht van een schoolbestuur bepalen mede in welke mate dat schoolbestuur toegerust is voor zijn taak. Hiermee moet gerekend worden.
  • In 2019 hadden bijna 1.200 van de 6.700 basisscholen minder dan 100 leerlingen. Van de 953 besturen met scholen in het primair en/of (voortgezet) speciaal onderwijs hebben er 165 maar 2 tot 5 scholen onder zich. De kleine schaal is kwetsbaar. Enerzijds hebben kleine scholen vaker onvoldoende (3 procent) of zeer zwakke (1,2 procent) onderwijskwaliteit, anderzijds is de schaalgrootte van de besturen en scholen in het funderend onderwijs niet altijd passend voor een effectieve aanpak van bovensectorale, regionale of landelijke vraagstukken.

Wat wordt de lange termijn focus? Voor welke kwaliteit van onderwijs maken we ons hard?

Het is nodig om samen scherp te hebben waarop we focussen; wat is het basisniveau van de onderwijskwaliteit die wij alle leerlingen en studenten moeten bieden? Wat zijn de maatschappelijke opgaven van het onderwijs? Kennis over wat werkt in de klas moet beter worden benut. Leraren, schoolleiders en besturen kunnen zo het verschil maken binnen hun eigen invloedssfeer. Maar er is meer nodig. Het faciliteren en waar nodig regisseren van de focus op de maatschappelijke opgaven.

Uiteindelijk is een duurzaam, stevig onderwijsstelsel gebaat bij een drietal voorwaarden.

  1. Samenwerking tussen alle partijen dient bevorderd.
  2. Zorg voor een heldere balans tussen autonomie en overheidssturing.
  3. Gerichte aandacht voor ontwikkelingen die druk op het stelsel veroorzaken.

In het Advies Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek pleit de Onderwijsraad hiertoe voor een langetermijnstrategie voor het hele onderwijs: een systemische blik op het onderwijsstelsel als geheel is onontbeerlijk.

Oeps! We konden je formulier niet vinden.

Tags: , , ,
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.

Ook Interessante Documenten

Bezoeker!

Community Leden

Alle Leden >>>

Whitepaper arbeidsmarkt

Whitepaper onderwijs arbeidsmarkt

Whitepaper digitale toepassing didactiek

didactiek download

Whitepaper Werkstress de baas

HR download onderwijs

Whitepaper Hybride leeromgeving

Leeromgeving download

Whitepaper maatschappij

Maatschappij onderwijs download

Whitepaper onderwijsontwikkeling

onderwijsontwikkeling download

Whitepaper effectief afstandsonderwijs

Onderwijs organiseren download

Whitepaper professionalisering

onderwijs professionalisering download

ICT-gebruik in het onderwijs

Onderwijs Technologie download

Registreer je als lid

Artikelen & Blogs

Apps & Tools

🙁

WORD LID

Met Onderwijscommunity maken we het werkveld iedere dag een stukje beter en mooier. Meld je gratis aan als lid, maak verbinding, haal én breng kennis, maak je eigen ledenprofiel, connect met andere leden en meer.

PUBLICEER

Heb je een uniek en interessant artikel geschreven en denk je dat deze interessant kan zijn voor de leden van Onderwijscommunity? Stuur deze dan in via het formulier en wij gaan er mee aan de slag.

ADVERTENTIE

In de spotlight

Vacature

Schooldirecteur | Margrietschool

Boek

Burgerschap is zorgen voor jezelf, zorgen voor elkaar en voor de aarde waar we op wonen.

DOEboek Burgerschap: 100 acties om de wereld mooier te maken

Kalender

Bouwen maar HJK banner Landelijk congres Jonge Kind-600x275a
landelijk congres bouwen maar banners-600x627a

Landelijk congres Jonge Kind 2024: Bouwen maar!

App

Picoo stimuleert actief samen spelen onder kinderen met de eerste interactieve spelcomputer voor buiten. Zonder scherm! Zo combineert Piccoo het avontuurlijke van buitenspelen met het interactieve van gamen. Eindeloos speelplezier dus! 
gamification onderwijs

Picoo – gameconsole voor buitenspelen